Boos

Bij mijn kantoor op de Ceintuurbaan, komt bijna iedere dag een heel boos oud vrouwtje voorbij. De meeste mensen die wat langer in de stad wonen, weten wel over wie ik het heb. Ze loopt dan een route van zuid naar het centrum en weer terug, weer of geen weer. Met boze blik, gekromde rug en haar tas stevig onder een arm geklemd, schrijdt ze met korte en kordate passen voort. Onderweg scheldt ze iedereen die in haar ogen de verkeersregels breekt, helemaal verrot. Fietsers op het fietspad, honden die los lopen, kinderen met rolschaatsen, iedereen krijgt de volle laag. Haar gedateerde scheld-vocabulaire vind je eigenlijk alleen nog in de films van Dik Trom en De Kameleon: 

‘Schobbejak! Let eens op wat je doet!’

‘Vlegels! Ga ergens anders spelen!’

‘Rotzak dat je er bent!’

Als je te dicht in de buurt komt, moet je goed oppassen dat je er niet van langs krijgt met de paraplu.

Daar ik het zelf niet altijd even nauw neem met de regels (paar meter over de stoep fietsen moet kunnen, vind ik), ben ik regelmatig het mikpunt geweest van een goede scheldkanonnade. Wat mij dan altijd verbaast is de hoeveelheid woede die het arme vrouwtje dus al zo lang met zich meedraagt. 

Als ze niet aan het vloeken is hoor je haar binnensmonds nog napraten over de laatste paar klootzakken op haar pad. Iedereen weet wel hoe vaak ze zelf wat tegenkomen op een stoep wat niet helemaal netjes is. Dus je kan op je vingers natellen dat ze continue boos is. Tuurlijk is er wel iets met haar aan de hand zijn waardoor ze zo is geworden, maar ik kon me nooit voorstellen dat iemand continue zó boos kon zijn. Tot een aantal weken geleden dan. 

Ik werd op een zonnige zaterdagochtend wakker na een avondje drinken met vriendjes en vriendinnetjes. Ik had het helemaal niet laat gemaakt omdat ik een leuk (feest)weekend met mijn broertje en zusje voor de boeg had. Vrolijk pakte ik mijn spullen in en keek snel welke trein ik pakken ging. Ik zag dat, als ik op zou schieten, ik meteen de trein in kon. Snel deed ik mijn jas aan en rende de trap af. Ik had mijn fietssleutels al paraat toen ik de deur opendeed. 

Toen ik naar links keek zag ik dat er iets niet klopte: mijn fiets stond er niet. Verschrikt keek ik om me heen. Misschien had iemand de fiets verplaatst? Ik liep een paniekerig rondje langs alle fietsenstallingen vlakbij mijn huis. Niets. Snel speelde ik de avond ervoor in mijn hoofd af? Had ik mijn fiets dan ergens anders neergezet misschien?

Langzaam drong het tot me door: fiets gejat. Nog een paar maal probeerde de optimist in mij om scenario’s te verzinnen waarin mijn fiets nog terug zou komen. Deze gedachten werden al snel overspoeld door woede en frustratie. De stem in mijn hoofd klonk harder en harder: ‘Rotzakken! Waar halen ze verdomme het lef vandaan? Mijn fiets, die van mij!’ 

Met de moed der wanhoop besloot ik de straal van mijn zoekcirkel te vergroten tot 3 blokken rond mijn huis. Na 10 minuten hardop vloekend rond gelopen te hebben zag ik mezelf plotseling in de weerspiegeling van een etalageruit. Gekromde rug, boze blik en mijn weekendtas stevig onder een arm geklemd. Ik schrok me dood, dit was ik toch helemaal niet? 

Opeens werd ik me bewust van de woede in mijn hoofd lichaam, en de daarbij behorende spanning. Snel haalde ik een paar keer diep adem. Bij de laatste ademhaling hield ik deze even vast, om daarna heel langzaam en zuchtend uit te ademen. Zo, dat voelde al weer een stuk beter. 

De stem in mijn hoofd probeerde de woede weer aan te wakkeren. ‘Ik hoop dat hem  wat slechts overkomt, de vuile dief!’ Weer haalde ik diep en rustig adem. Als iemand überhaupt fietsen moet stelen, zal hem of haar waarschijnlijk al genoeg slechts zijn overkomen bedacht ik me. De arme dief zal het ding wel harder nodig gehad hebben dan ik. Opeens zag ik de zon weer schijnen en toevallig kwam net de tram naar het station eraan. Op naar de rest van het weekend dan maar!

Als ik het vrouwtje voorbij zie lopen kan ik alleen maar medelijden met haar hebben. Al die boosheid moet loodzwaar zijn. Vandaar dat ze misschien zo krom loopt. Het is voor mij alleen maar een reminder dat een beetje relativeren wonderen kan doen. Ik heb inmiddels weer een nieuwe fiets. Precies dezelfde, maar dan in het zilver. Het enige verschil is dat er nu zelfde een derde slot aan hangt. Geen zin om weer zo boos te moeten worden.