Welkom in Lalaland

Gister moest ik even cash pinnen voor de schoonmaakster. Ik liep naar de pinautomaat en volgde alle stappen die op het scherm stonden. Ik draaide me om en stak de straat over. Ik keek alleen naar links, en werd daarom bijna aangereden door iemand die van rechts kwam maar zelf tegen de richting in reed. Gelukkig schrok ik net op tijd wakker en kon ik mijn weg naar huis vervolgen. Na een paar honderd meter bekroop me opeens een heel naar gevoel. Van die stomme vlinders in je buik, je kent het wel. Snel voelde ik in mijn rechterzak. Daar vond ik alleen pasjes, geen geld. Mijn andere drie broekzakken werden ook snel geïnspecteerd. Niets. Ik had dus alle stappen op het scherm keurig gevolgd, alleen de laatste (en belangrijkste) was ik even vergeten: ‘Neem het geld uit de automaat.’

Afgelopen zaterdagochtend wilde ik lekker gaan hardlopen. Ik kleedde me om, deed mijn renschoenen aan, koos fijne muziek op mijn iPhone uit en schoof deze in de handige sportarmband. Als laatste haalde ik mijn voordeursleutel van de bos, zodat ik deze in het daarvoor bestemde sleufje in diezelfde sportarmband kon doen. Na 50 minuten flink afzien kwam ik, moe maar voldaan, weer thuis. Ik ging die middag naar een festival, dus ik ging me snel douchen en aankleden, zodat ik het feest tegemoet kon gaan. Ik deed een laatste checklist om te kijken of ik alles bij me had, pakte mijn sleutelbos van tafel en liep naar buiten. Ik trok de voordeur achter me dicht en liep naar mijn fiets toe om deze van het slot te halen. Toen ik naar mijn sleutelbos keek zag ik het meteen: ik had mijn voordeursleutel er nog niet terug aan gehangen.

Vorige week moest ik ’s avonds nog even snel wat uitprinten op kantoor. Ik nam mijn laptop mee en natuurlijk de kantoorsleutels. Ik hoef maar een klein stukje te lopen van mijn huis naar mijn kantoor en onderweg kon ik genieten van de heerlijke zomeravond. Op kantoor aangekomen klapte ik mijn laptop open, drukte op printen en stopte alle vers bedrukte papieren netjes in een mapje. Ik klapte mijn laptop dicht, nam deze samen met het mapje onder mijn arm en liep de deur uit. Oh, bijna licht vergeten uit te doen. Ik deed het licht uit, trok de deur achter me dicht en liep weer terug naar huis. De volgende dag kreeg ik een boos smsje van Mitch: ‘Hoezo heb je de kantoordeur niet op slot gedaan gister?’

Anyway, zo kan ik nog wel even doorgaan over alles wat ik kwijt, vergeten en verloren ben de afgelopen maand. ‘Hadden wij een afspraak? Oh sorry!’ ‘Zou ik je trui voor je meenemen? Oh shit, niet meer aan gedacht!’ Ondertussen probeer ik al dagdromend een beetje te functioneren. En dat is niet makkelijk als je geen kind meer bent. Ik probeerde me al een tijdje te realiseren waarom ik toch zo vergeetachtig ben geworden. Ik bedoel, nog vergeetachtiger dus. Ik ben namelijk al zolang ik me kan herinneren een ontzettende dromer. In groep 4 zat ik al de hele dag naar buiten te staren. Als ik op het voetbalveld héél even niks te doen heb, dwaal ik al af in mijn gedachten. Dus het is niets nieuws. Maar waarom is het opeens zoveel erger geworden allemaal?

Na lang nadenken, vaak onderbroken door de avonturen in Lalaland die zich in mijn hoofd afspelen, heb ik ontdekt wat het is: slaaptekort. Iedere zomer weer kom ik erachter dat ik helemaal geen stadsmens ben. Er gebeurt in mijn, normaal zo rustige, straatje in de Nieuwe Pijp opeens zoveel als het jaar halverwege is. Ik heb niet eens last van het cafétje onder mijn huis want die houden zich keurig aan de regels. Maar in een straal van honderd meter van mijn slaapkamerraam spelen zich 24 uur per dag de meest bizarre dingen af.

Voorbeeld: een normale dinsdagavond zoals je die tegenkomt in juli. Lekker weer, mensen zijn ontspannen en blij. Klokslag twaalf wordt het terras beneden mij ontruimd en kan ik lekker gaan slapen. Zachtjes gaan mijn gedachten over in dromen. Heerlijk. Dan opeens wordt ik ruw uit mijn slaap gewekt door het geluid van een draaiende motor en harde muziek. Muziek in de stijl van K-Ci & JoJo, maar dan nog slechter. In het donker tast ik naar mijn telefoon om te kijken hoe laat het is. 03:40 staat er op het scherm. Ik zet mijn bril op en tuur met halfopen ogen door het raam naar beneden. 

Precies onder mijn huis staat een zwarte Volkswagen met de ramen wijd open. Binnenin zie ik een wat vreemd ogende man zitten. Hij staart wat op zijn telefoon en stapt dan opeens uit, om tegen zijn auto aan te gaan leunen (de motor draait nog steeds). Opeens kijkt hij omhoog en ziet mijn slaperige koppie uit het raam steken. ‘Oh, sorry, staat ‘ie te hard?’, zegt hij met verdrietige stem. Ik mompel van ja. De man stapt in, zet zijn muziek zachter en rijdt weg. 

Ik probeer het allemaal even te verwerken. Zal wel ruzie hebben thuis concludeer ik. Zielig. Heel langzaam glij ik weer af naar dromenland. Terwijl ik lig te dromen hoor ik een geluid wat niet in het verhaal thuishoort. Een woest geronk als van een tractor dreunt door mijn droom heen. Weer schrik ik wakker. Het is inmiddels gaan regenen, en niet te zacht ook. Ik kan niets zien als ik mijn raam uit kijk, dus ik sta op een loop naar de woonkamer. Vanaf mijn balkon kan ik het kruispunt voor mijn huis opkijken. Een Volkswagen Caddy met de luidruchtigste dieselmotor die ik ooit heb gehoord staat midden op de weg stil. De koplampen, groot licht aan, staan recht op mij gericht. In de auto zelf zie ik de bestuurder met zijn telefoon rommelen. 

Waarom deze persoon om 05:00 in de ochtend, in de stromende regen en met ronkende motor, midden op het kruispunt stil stond zal ik ook nooit weten. Het enige dat ik weet is dat hij er zeker 40 minuten heeft gestaan, met zijn schijnwerpers aan. Tegen zessen, het werd al weer lekker licht, viel ik voor de derde keer die nacht in slaap. Voor ik het wist ging mijn wekker en mocht ik weer een aan lange dag dagdromen beginnen. Misschien dat ik tijdens de weekenden de stad maar ga ontvluchten. Een beetje doordromen voor de verandering. Op naar Lalaland. 

– Illustratie door Charlotte Greeven (http://pupcreativeagency.com/)